Amerikaanse hoofdredacteuren zijn pessimistisch over de toekomst van de journalistiek. Of op zijn minst flink skeptisch. Dat valt te concluderen uit een peiling van het Project for Excellence in Journalism. Geen wonder, zou je zeggen, want het is crisis bij de kranten. Maar nee, het ging in deze peiling niet louter om hoofdredacteuren van kranten. Sterker, met name de leidinggevenden van radio- en televisieredacties zien de toekomst somber in. De redenen van die somberheid zijn het verval van de klassieke journalistieke normen en waarden, en de zorg over het voortbestaan van de eigen media. Bijna de helft van de ondervraagde hoofdredacteuren leeft met het idee dat de eigen nieuwsorganisatie over een jaar of tien ter ziele zal zijn, als het niet lukt om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen.

353 hoofdredacteuren van kranten en omroepen deden in december 2009 en januari 2010 mee aan de peiling van het Project for Excellence in Journalism. De vragen die ze voorgeschoteld kregen concentreerden zich op de gevolgen van internet voor hun nieuwsorganisatie en de journalistiek in het algemeen.

Journalistieke teloorgang
Een groot deel van de ondervraagde hoofdredacteuren ziet met lede ogen aan hoe de journalistiek zich momenteel ontwikkelt. Zes van de tien heeft het idee dat de journalistiek zich in de verkeerde richting beweegt. Dat gevoel leeft het sterkst bij de omroepmensen: tweederde is van mening dat het de verkeerde kant op gaat. Bij de kranten is het fifty-fifty: de helft van de hoofdredacteuren meent dat de journalistiek zich op een goede manier ontwikkelt, de andere helft vindt van niet.

Internet is voor de meerderheid de kwade genius. Zo’n zestig procent stelt dat internet zorgt voor een aantasting van de fundamentele waarden van de journalistiek. Deze groep ziet met lede ogen aan dat steeds losser wordt omgesprongen met klassieke journalistieke normen, zoals accuuraatheid, feiten checken, bronnen raadplegen en wederhoor plegen. In mindere mate ziet men het toegenomen belang van snelheid als bedreiging. Een van de ondervraagde hoofdredacteuren gaf als toelichting:””Ik ben bang dat journalistieke standaarden verloren gaan en dat bloggen, roddelen en twitteren verward zullen gaan worden met verslaggeving die tot stand komt met in achtneming van strikte normen.”

Het gekke is dat maar weinig hoofdredacteuren internet noemen als factor die een positieve invloed heeft gehad op de verslaggeving van de eigen redactie. Terwijl internet toch echt legio voordelen biedt om informatie te vinden, feiten te checken, archieven te raadplegen, experts te vinden, enzovoort. Op zijn minst merkwaardig dat maar zestien procent van de krantenhoofdredacteuren en zeven procent van de omroephoofdredacteuren die mogelijkheden ervaart als een verbetering voor de journalistieke praxis.

Meer focus
Als het gaat om zorgen over de journalistieke kwaliteit, ligt het voor de hand dat hoofdredacteuren ook en masse zouden wijzen naar de bezuinigingen waarmee hun redacties de afgelopen jaren te maken hebben gekregen. Maar dat is niet het geval. Tweederde is van mening dat hun redactie inmiddels kleiner is dan ideaal, maar desondanks nog altijd in staat is om het journalistieke werk goed uit te voeren.

Vanwaar dat optimisme om met een te kleine redactie, toch te kunnen zorgen voor voldoende kwaliteit? Het antwoord is: een veranderde redactiecultuur en redactiestructuur. Die opmerkelijk genoeg vaak noodzakelijk zijn geworden door bezuinigingen en reorganisaties. Als toelichting geven de hoofdredacteuren aan dat ze tegenwoordig met meer focus werken, scherpere keuzes maken en minder relevante zaken simpelweg laten liggen.

Wat die focus inhoudt verschilt per redactie. Bij sommige is dat meer concentreren op ‘breaking news’, dus zorgen dat je altijd de eerste bent die het nieuws brengt. Andere redacties willen zich profileren als waakhond en richten zich op onderzoeksjournalistiek. Ook maakt men keuzes voor inhoudelijke specialisaties: driekwart van de hoofdredacteuren zegt er uitdrukkelijk voor te kiezen om bepaalde nieuwsthema’s (zoals wetenschap) niet meer te doen. Het wegvallen van bepaalde nieuwsthema’s zou je kunnen zien als een verschraling van de journalistiek, maar het wordt door hoofdredacteuren uitgelegd als een verscherping van de focus.

Verdienmodellen
Voor de hoofdredacteuren staat als een paal boven water dat het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen broodnodig is. Als dat niet lukt, is de helft ervan overtuigd dat het eigen medium over tien jaar niet meer zal bestaan. Maar de hoofdredacties blijken weinig inventief in het denken over nieuwe inkomstenbronnen. Men laat dat voornamelijk over aan de advertentieafdeling: die moet zorgen voor reclame-inkomsten door advertenties te verkopen, zegt meer dan de helft van de hoofdredacteuren. Over drie jaar denkt zestig procent dat het meeste geld nog altijd via advertenties binnen zal komen.

Maar ook abonnementsgeld wordt gezien als belangrijke inkomstenbron voor de toekomst. Met name door krantenhoofdredacteuren: een kwart meent dat dit over drie jaar de belangrijkste inkomstenbron zal zijn. Desondanks wordt er nog maar weinig werk gemaakt van paywalls; slechts dertien procent van de krantenhoofdredacteuren ziet ze als prioriteit en is bezig met implementatie. Voor zestig procent zijn paywalls een optie, zonder momenteel serieus bezig te zijn met voorbereidingen. Eenderde van de krantenhoofdredacteuren heeft spijt dat niet eerder is besloten om mensen te laten betalen voor online content.  Slechts drie procent van de omroephoofdredacteuren is die mening toegedaan, maar dat is niet zo verwonderlijk, want bij omroepen is het normaal om kijkers en luisteraars niet te laten betalen voor een uitzending.

Menig hoofdredacteur kijkt met wrok naar het verleden vanwege gemiste kansen. Zo erkent meer dan eenderde van de hoofdredacteuren met spijt dat ze te voorzichtig zijn geweest met het investeren in nieuwe technologie. “We hebben ons te laat gerealiseerd dat internet de grootste kans was die de journalistiek ooit heeft gehad.” De reden voor die terughoudendheid was de onzekerheid over de vraag hoe men geld zou kunnen verdienen met internet. Dat heeft het experimenteren in de weg gestaan en volgens de hoofdredacteuren gezorgd voor een gebrek aan strategisch beleid voor online activiteiten. Bij menig hoofdredacteur leeft het gevoel dat men te behoudend, te voorzichtig is geweest waardoor ze zich hebben laten passeren door anderen.

Somberen
Al met al schetst die onderzoek een defaitistisch beeld van Amerikaanse hoofdredacties. Men sombert over gemiste kansen, de teloorgang van klassieke journalistieke waarden en de mogelijke ondergang van het eigen medium. Om dat laatste te voorkomen zijn nieuwe verdienmodellen nodig is de algehele gedachte, maar men blijft voornamelijk steken in het klassieke denken over advertenties en abonnementen verkopen. Wellicht kan het ook anders en inspirerender, zoals Grig Davidovitz and Max Levitte maandag op de website van The Guardian schreven: “Newspapers should invent a revenue model that utilises their unique advantage on the web: their credibility. So how can they make money from trust? Newspapers should be the online authority on what to buy and what to do.”