Velen zullen het niet bevroeden, maar de eerste krant in Nederland met een website was het Eindhovens Dagblad. Jawel, een regionaal dagblad. In 1995. Nu, bijna twintig jaar later, blijkt internet nog altijd voor hoofdbrekens te zorgen bij regionale dagbladen.
Dat blijkt uit het proefschrift Regionale journalistiek in spagaat van Kees Buijs. Hij deed onderzoek op drie regioredacties (Oss en Tilburg van het Brabants Dagblad en Arnhem van De Gelderlander) om te zien hoe ze invulling geven aan hun journalistieke werk en of ze erin slagen hun ambities waar te maken. Dat blijkt niet het geval. In de dagelijkse praktijk kunnen ze niet voldoen aan hun eigen kwaliteitscriteria.
Internet als struikelblok
Een van de oorzaken die Buijs hiervoor noemt is – jawel – internet. Ik zal een aantal van zijn observaties en conclusies die hierover gaan op een rij zetten.
1. Digital first is een wassen neus
Wegener (uitgever van De Gelderlander en Brabants Dagblad) huldigt het idee van digital first, maar de redacties gaan hier selectief mee om. Vaak bewaren ze primeurs voor de krant, omdat ze bang zijn dat als ze die op internet zetten, de concurrentie ermee aan de haal gaat voordat de krant bij de abonnees op de mat valt.
Ergo, het principe van digital first wordt alleen toegepast als de papieren krant er qua actualiteitswaarde en relevantie niet door wordt gedevalueerd. Veel redacteuren zien ook niets in digital first; ze voel zich krantenjournalist en beschouwen digital first als een door Wegener opgelegde maatregel waar zij weinig brood in zien.
2. Er is geen duidelijke strategie voor de website
De site wordt van dag tot dag verschillend gevuld. Het actueel houden van de site gebeurt niet consequent. Redacteuren huldigen verschillende ideeën over de website: sommigen vinden dat de crossmediale mogelijkheden beter benut moeten worden, anderen vinden de website van ondergeschikt belang.
In de praktijk volgt elke redacteur zijn eigen ideeën en doet wat hem of haar goed dunkt. De ene redacteur ‘flitst’ nieuws zo snel mogelijk naar de internetredactie, anderen doen dat pas als ze hun artikel voor de krant van morgen af hebben. Opvallend: dit leidt binnen de redactie niet tot discussie over een gezamenlijke gedragslijn.
3. De website is een bijproduct
Het overgrote deel van de redacteuren ziet zich als dagbladjournalist met een website als al dan niet gewenst bijproduct. Dat blijkt ook uit hun werkwijze: ze investeren de meeste tijd in hun artikelen voor de krant en online doen ze er een beetje bij.
Veel journalisten ervaren het feit dat ze ook moeten leveren voor de website vooral als een toename van de werk- en tijdsdruk en als een bedreiging van de kwaliteit van hun berichtgeving. De inspanningen van de redactie gaan ook primair uit naar de papieren krant.
Typerend hiervoor: het dagelijkse ochtendoverleg staat volledig in het teken van de papieren krant, hoe de redactie die gaat vullen. Redacteuren horen dan welke stukken ze moeten maken en hoe lang die mogen worden. De internetredacteuren schuiven zelden aan bij deze vergaderingen om te bespreken hoe onderwerpen op de website uitgewerkt kunnen worden, wat genoeg zegt over de prioriteiten van de redacties.
4. Onduidelijkheid over functie en kwaliteit van de website
Op de redacties heerst verdeeldheid over de vraag of de krant en de website moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria. Sommige redacteuren vinden dat de website aan dezelfde eisen moet voldoen als de krant: degelijk en betrouwbaar. Anderen zijn van mening dat een nieuwssite andere eisen stelt en dat snelheid het online in eerste instantie hoort te winnen van volledigheid en betrouwbaarheid. Bovendien, vinden zij, moet de website bezoekers trekken en daarvoor heb je andere onderwerpen en koppen nodig dan in de krant; het mag op de website best wat smeuïger.
Ook hier geldt weer dat journalisten in de praktijk werken volgens hun particuliere opvattingen. Sommige redacteuren maken zo snel mogelijk een bericht speciaal voor de website om ervoor te zorgen dat de website actueel is. Anderen maken eerst een artikel voor de krant en sturen daarna de eerste alinea’s naar de internetredacteuren ter publicatie op de website. Of ze sturen helemaal geen bericht naar de internetredactie.
5. Krant en website versterken elkaar niet
De website wordt vooral ingezet voor het snelle nieuws, in de krant verschijnen uitgebreidere artikelen. Maar op de website verwijzen berichten zelden naar de krant en omgekeerd gebeurt het al helemaal niet dat krantenberichten verwijzen naar de website.
Vermaledijde website
Uit al deze punten blijkt dat de redacties niet goed weten wat ze met die vermaledijde website aan moeten. Die zorgt alleen maar voor hoofdbrekens, extra werk en weglopende abonnees bij hun geliefde krant, nota bene hét platform voor gedegen journalistiek.
De redacteuren die het wel zien zitten met internet, krijgen eigenlijk geen poot aan de grond, doordat de krant het leidende principe van de redactie is. Organisatie, planning, vergaderingen: alles staat primair in het teken van het maken van de krant.
Bij het lezen van alle passages in het boek over internet, bekroop met het gevoel: waarom blijf je als redactie zo aanmodderen? Waarom zou je als krantenredactie eigenlijk ook een website vullen als het zo’n gedoe is?
Weet je wat? Houd maar gewoon op met die website, ga lekker een mooie krant maken.
Lees ook andere besprekingen van het onderzoek van Kees Buijs:
- De Nieuwe Reporter: Regionale dagbladredacties zijn vooral routinematig met de krant van morgen bezig
- Dode Bomen: Kees Buijs: De Nederlandse Nikki Usher
Huub Evers
4 november 2014 — 17:09
Ik ben in diezelfde regionale bladen nog nergens een bespreking van het onderzoek van Buijs tegengekomen. Zou dat met de inhoud daarvan samenhangen?
Huub Evers
5 november 2014 — 11:21
Vandaag (5 nov) zegt Ton Rooms, hoofdredacteur Brabants Dagblad, in zijn wekelijkse rubriek “Bij de krant”, dat de kritiek van Buijs achterhaald is. De kersverse doctor liep vijf jaar geleden rond op enkele regioredacties. Daar heeft men niet stil gezeten. De kritiek was toen misschien terecht, maar nu niet meer. Heeft hij gelijk?
Alexander Pleijter
6 november 2014 — 22:43
De reactie van de adjunct-hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad, Lucas van Houtert, lijkt me raker dan die van Rooms:
“De verleiding is groot om in de verdediging te schieten, en te wijzen op de stappen die we – althans bij het ED – zeker hebben gezet. Maar dat zou het gedegen onderzoek en de rake observaties geen recht doen. Wat Kees Buijs beschrijft, zie je ook bij het ED terug. De oud-journalist houdt zijn vakgenoten een spiegel voor. Wie het lef heeft daarin te kijken, wordt er alleen maar beter van. Laten we de uitdaging dus maar aannemen.” Zie de site van ED.
Stephan Jongerius
6 november 2014 — 23:30
‘Buijs’ is gisteren ook besproken in de redactieraad van het BD. Conclusie: ja, er zijn stappen gezet, maar zijn conclusies zijn nog hoogst actueel. We gaan onszelf/elkaar die spiegel de komende tijd voorhouden, om te beginnen met Buijs zelf.
Anke
18 november 2014 — 23:26
Kees Buijs bezocht vandaag de redactie van het ED in Eindhoven. Hopelijk niet de laatste keer. Wat mij betreft trekt hij rake conclusies, kent hij het klappen van de zweep en (h)erkennen wij de geschetste spagaten waarmee we als regionale uitgeverij worstelen.