Tag: kwaliteit (page 1 of 2)

Lekker makkelijk: sociale media de schuld geven van luie journalistiek

twitter slaapLeiden sociale media tot luie journalistiek? De ombudsvrouw van de Volkskrant, Annieke Kranenberg, snijdt met deze vraag boven haar column van afgelopen zaterdag een interessante kwestie aan.

Eigenlijk is het open deur. Want: uiteraard zorgt een nieuw medium voor luiere journalisten. Dat is immers de reden dat nieuwe technologie wordt uitgevonden: om de dingen die we doen makkelijker te maken. Zo zorgde de telefoon voor luiere journalisten, want opeens hoefden ze niet meer op de fiets te springen om een quootje te halen bij de burgemeester. Ze konden hem – o luiheid – opbellen!
Read more →

Pleidooi voor journalisten met kennis van zaken

informing the news‘Knowledge-based journalism’. Dat klinkt op het eerste gezicht een beetje gek. Want journalistiek zonder kennis van zaken is toch geen fatsoenlijke journalistiek? Journalisten horen toch te weten waarover ze berichten? Toch is dit precies wat Thomas E. Patterson bepleit in zijn boek ‘Informing the news’: journalistiek die gebaseerd is op kennis.

Het pleidooi van de hoogleraar van Harvard University komt voort uit een grote onvrede met de kwaliteit van het Amerikaanse nieuws. Er is meer nieuws dan ooit, maar niet van de kwaliteit die hij graag zou zien. Terwijl de journalistiek zichzelf altijd legitimeert met hoogdravende opvattingen over democratie en burgerschap, is de praktijk volgens Patterson heel anders. Mensen worden inhoudelijk niet goed op de hoogte gebracht; ze worden overspoeld met meningen, ruzies, tegenstellingen, conflicten en non-informatie.
Read more →

Hoofdredacteuren somber over toekomst van de journalistiek

Amerikaanse hoofdredacteuren zijn pessimistisch over de toekomst van de journalistiek. Of op zijn minst flink skeptisch. Dat valt te concluderen uit een peiling van het Project for Excellence in Journalism. Geen wonder, zou je zeggen, want het is crisis bij de kranten. Maar nee, het ging in deze peiling niet louter om hoofdredacteuren van kranten. Sterker, met name de leidinggevenden van radio- en televisieredacties zien de toekomst somber in. De redenen van die somberheid zijn het verval van de klassieke journalistieke normen en waarden, en de zorg over het voortbestaan van de eigen media. Bijna de helft van de ondervraagde hoofdredacteuren leeft met het idee dat de eigen nieuwsorganisatie over een jaar of tien ter ziele zal zijn, als het niet lukt om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. Read more →

De inflatie van ‘breaking news’

‘Breaking news’ is voor journalisten een enerverend moment. De reguliere programmering wordt abrupt onderbroken. Een inderhaast opgetrommelde nieuwslezer schuift snel achter de microfoon. Iedereen moet zo snel mogelijk op de hoogte raken van het schokkende nieuws. Een vliegtuig heeft een flatgebouw doorboord, er zijn bommen ontploft in de metro, een vloedgolf heeft duizenden mensen de dood ingesleurd. Geen enkele journalist die twijfelt of deze gebeurtenissen ‘breaking news’ zijn: het zijn momenten die iedereen zich nog lang zal herinneren.’

Hoewel? De term ‘breaking news’ blijkt aan inflatie onderhevig. De Britse nieuwszenders BBC News 24 en Sky News roepen allerlei gebeurtenissen nogal willekeurig uit tot ‘breaking news’.  En dat doen ze in toenemende mate, zo hebben de onderzoekers Justin Lewis en Stephen Cushion van de Cardiff School of Journalism vastgesteld. Met als bij-effect dat de kwaliteit van de berichtgeving er bij inschiet. Read more →

Door te veel concurrentie daalt journalistieke kwaliteit

Concurrentie tussen media is goed voor de journalistiek. Simpel gezegd: onderlinge strijd tussen redacties zorgt voor betere berichtgeving. Maar te veel concurrentie is funest. Want dan gaat het juist weer minder goed met de journalistieke kwaliteit. Gaat het momenteel die kant op met de Nederlandse journalistiek? Read more →

Emoties in kwaliteitsjournalistiek

Een neerstortend vliegtuig brengt een hoop emoties teweeg. Tranen en paniek van geschokte overlevenden, verontruste familieleden en kermende gewonden. Hoe ga je daar als televisiejournalist mee om? Registreer je de tranen of riekt dat naar sensatie?

Read more →

Weinig toenadering journalisten tot publiek

Internet biedt legio mogelijkheden voor interactie. Webfora, e-mail, reaguren, twitteren, bloggen: de mogelijkheden zijn al lang niet meer op één hand te tellen. Journalisten kunnen daardoor als nooit tevoren in contact treden met hun publiek. Ze zouden zelfs kunnen samenwerken met lezers en kijkers. Die zouden hen kunnen wijzen op fouten, helpen aan tips en materiaal (foto’s, video), en noem maar op. Journalisten en publiek zouden zo gezamenlijk kunnen werken aan een betere journalistiek. Maar onlangs verschenen onderzoek wijst erop dat journalisten daar niet erg voor open staan.

Het onderzoek is uitgevoerd in een hele trits Europese landen. In totaal zijn 89 journalisten geïnterviewd van diverse media uit elf landen. Ook een aantal Nederlandse journalisten hebben meegedaan, van Trouw, de Volkskrant, NRC Handelsblad, NOS Journaal en RTL Nieuws. Het ging daarbij om mensen die ruime ervaring hadden in de journalistiek en werkzaam waren op belangrijke redactionele posities binnen de betreffende media.

Uiteraard zijn niet alle journalisten die mening toegedaan. In elk land zijn slechts enkele journalisten geïnterviewd. Maar het zijn wel journalisten in leidinggevende functies, dus daarom is het onderzoek wel veelzeggend. Want dat zijn uitgerekend de journalisten die vernieuwen kunnen doorvoeren of blokkeren.

Het zal weinig verbazing wekken dat alle journalisten vinden dat de verhouding met het publiek de afgelopen tien jaar aanmerkelijk veranderd is. Alle nieuwe technologie heeft in hun ogen inderdaad gezorgd voor meer en directer contact tussen journalisten en het publiek.

Maar welke consequenties heeft dat gehad? De journalisten zijn van mening dat de cruciale verandering is dat ze tegenwoordig een beter beeld hebben van de behoeftes en voorkeuren van het publiek. Dus kunnen ze daar beter dan ooit op inspelen.

Opmerkelijk is wel dat ze daarbij aangeven dat die verandering vooral is ingegeven door commerciële motieven: de concurrentie tussen media is fors toegenomen en het is van levensbelang om voldoende publiek te blijven te trekken, dus dan is het zaak om te weten wat de consument wil.

Vanuit journalistiek oogpunt is deze ontwikkeling een slechte zaak, menen de journalisten. Ze typeren de wensen van het publiek in termen van ‘slechte smaak’ en ‘gebrek aan interesse’. Meer rekening houden met wat het publiek wil is in hun ogen dan ook een ondermijning van de kwaliteit van de berichtgeving, want het leidt tot steeds meer ‘zacht’ nieuws.

Desondanks houden de journalisten de teugels stevig in eigen hand. Ze mogen dan wel meer rekening houden met de wensen van het publiek, uiteindelijk beslissen de journalisten over de inhoud. Een journalist van Le Monde: “De lezers vertellen ons niet wat we moeten schrijven. Ze kunnen aangeven welke onderwerpen ze van belang vinden, maar ze beslissen niet wat wij in de krant zetten.”

Hieruit spreekt een nogal afwerende houding naar het publiek. Het is blijkbaar een hele handreiking om naar het publiek te luisteren, maar veel verder dan dat moet het ook niet gaan. Enige samenwerking met lezers, kijkers en luisteraars brengen de journalisten in het onderzoek niet ter sprake. Blijkbaar zien ze niet in dat de journalistieke kwaliteit daar baat bij zou kunnen hebben. De inbreng van het publiek zien ze vooral als een bedreiging voor journalistieke kwaliteit. Het publiek is in de beleving van journalisten nog altijd het klootjesvolk met een enorme wansmaak en zucht naar sensatie.

Het genoemde onderzoek is onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Westminster Paper in Communication and Culture. Het artikel is van Monika Metykova en heet Drifting apart? European journalists and their audiences.

Grenzeloos optimisme onder hoofdredacteuren

De Amerikaanse dagbladen staan er dramatisch voor. Zowel het aantal lezers als de advertentie-inkomsten dalen drastisch. Het gevolg: lagere budgetten, forse bezuinigingen, krimpende redacties. Met andere woorden, redacties moeten met minder geld en minder mensen een krant maken. Daardoor zijn kranten de afgelopen jaren dunner geworden en besteden ze minder aandacht aan buitenlands, nationaal en economisch nieuws. Bovendien zijn berichten en artikelen korter geworden.

Dramatisch dus. Of toch niet? Gek genoeg zijn de hoofdredacteuren van de dagbladen die mening niet toegedaan, zo blijkt uit een peiling van het Project for Excellence in Journalism. Sterker, in hun ogen is de kwaliteit van hun kranten nog nooit zo hoog geweest. Verhalen zijn beter geschreven en hebben meer diepgang dan drie jaar geleden vindt meer dan de helft. Bovendien vindt meer dan de helft de berichtgeving – ondanks minder buitenlands, nationaal en economisch nieuws – uitgebreider.

Een bizarre tegenstrijdigheid, zo lijkt het. Hoe valt dat te verklaren?

De bezuinigingen op ‘dure’ verslaggeving (zoals buitenland correspondenten) blijken veel kranten te compenseren met meer lokale en regionale berichtgeving. Dat is voor redacties een stuk goedkoper, want je kan besparen op dure reizen en verblijfkosten. De hoofdredacteuren zijn dan ook van mening dat ze hebben moet inleveren op nieuws over buitelandse, landelijke en ecnomische aangelegenheden, maar daar staat tegenover dat ze hebben geïnvesteerd in het verbeteren van de lokale en regionale berichtgeving. Bovendien is er meer ruimte gekomen voor onderzoeksjournalisitek, om de diepgang te waarborgen.

De opvattingen van de hoofdredacteuren zijn opmerkelijk, want ze staan lijnrecht tegenover de uitkomsten van eerder onderzoek waaruit bleek dat de krimpende budgetten en redacties ervoor zorgen dat de journalistiek verandert in een grote kopieerfabriek waarin journalisten persberichten en andere kopij klakkeloos overnemen.

De verklaring voor het optimisme van de hoofdredacteuren is vermoedelijk een psychologische. Ze hebben de leiding over een organisatie die staat voor grote uitdagingen. Ze werken hard aan innovaties en moeten hun redacteuren motiveren om er tegenaan te gaan. Een optimische inslag is onontbeerlijk om die klus te klaren. Het harde werk dat zij en hun redacties verrichten moet – in hun ogen – wel leiden tot betere resultaten.

Tijdsdruk voor multimediale journalisten


Journalisten werken zich een slag in de rondte om de groeiende hoeveelheid krantenpagina’s te vullen. Met als gevolg dat berichten van persbureaus en voorlichters steeds vaker rechtstreeks de kolommen instromen, want journalisten hebben geen tijd om alles te controleren en verder uit te zoeken (zie het bericht van gister). De krant moet vol en de dealine wacht onverbiddelijk.

Maar niet alleen groeit het aantal krantenpagina’s, ook het produceren voor meerdere media is in opmars. Dat houdt in dat journalisten niet alleen een bijdrage leveren aan de krant of de radio of de televisie of de website, maar het liefst aan allemaal. Eerst live verslag doen voor de radio, dan een nieuwsbericht tikken voor de website, vervolgens een item voor het televisienieuws monteren en dan nog een achtergrondstuk schrijven voor de krant.

Is dit een positieve ontwikkeling voor de journalistiek? Of wederom een zwaardere belasting voor journalisten?

In Spanje stapte de regionale nieuwsorganisatie Novotécnica in 2004 over op een ‘integrated newsroom’. Dat betekende dat alle journalisten voortaan zouden produceren voor zowel de krant (La Voz de Almería), radio (Cadena Ser) als televisie (Localia). Onlangs gepubliceerd onderzoek maakt duidelijk dat deze overgang niet zonder slag of stoot ging. Enkele oudere, ervaren journalisten lieten weten niets te zien in zo’n omscholing tot multimediajournalist en namen de benen.

Andere journalisten zagen wel brood in de verandering omdat ze daardoor in drie media hun berichten zouden terugzien, en dus meer mensen zouden kunnen bereiken. Maar ook bi j hen verliep de overgang niet zonder slag of stoot. Ze moesten veel nieuwe vaardigheden leren, zoals videomontage, fotografie, radiointerviews maken en voice-overteksten schrijven. De bijscholing die ze kregen was minimaal waardoor het multimediaal werken met horten en stoten verliep.

Het grootste euvel voor journalisten was echter dat ze minder tijd bleken te hebben voor hun informatiegaring. Het produceren van items voor de verschillende media kost immers de nodige tijd. Een journalist die voorheen louter voor de krant schreef vertelde: “Vaak moet ik binnen een uur weer terug zijn op de redactie met mijn verhaal. Ik kan niet zoals vroeger wat langer wegblijven om aanvullend onderzoek te doen of extra bronnen te interviewen.”

Meer tijd voor productie en minder voor informatiegaring betekent volgens de journalisten dat hun journalistieke standaarden regelmatig in het geding zijn. Voor het checken van informatie of het raadplegen van diverse bronnen is vaak geen tijd, wat ten koste gaat van de betrouwbaarheid en diversiteit van de berichtgeving.

Het genoemde onderzoek betreft deze publicatie:

De journalistiek als kopieerfabriek


De journalistiek is zo langzamerhand verandert in een grote kopieerfabriek. Media nemen in groten getale berichten van elkaar, van persbureaus en van bedrijven en overheden over. Zonder controle, zonder zelf nog eens op onderzoek uit te gaan. Dat is althans de situatie bij Engelse kranten, zo blijkt uit onderzoek.

In Nederland hebben de gratis kranten de reputatie niet veel meer te zijn dan een verzameling berichten van persbureaus met hier en daar een eigen artikel. In Engeland is het niet veel beter gesteld met de zogenaamde kwaliteitskranten, zoals The Times en The Guardian. De helft van de berichten in de kwaliteitspers is namelijk volledig of hoofdzakelijk gebaseerd op kopij van persbureaus. Bovendien is een deel van de krantenberichten ook nog eens een vrijwel exacte kopie van persberichten van bedrijven en organisaties. Het is blijkbaar een achterhaald idee dat krantenjournalisten zelf op onderzoek uitgaan, feiten en beweringen controleren en vervolgens een verhaal schrijven.

De lezers merken daar overigens weinig van, want onder driekwart van de berichten staat gewoon een naam van een journalist van de krant. Met andere woorden, ook als journalisten berichten overnemen van persbureaus en die hooguit een beetje herschrijven, zetten ze hun naam eronder. Daarmee de suggestie wekkend dat het bericht uit hun pen komt.

Wat is nu de reden voor dit massale kopieergedrag? Is het aantal arbeidsplaatsen bij kranten zo drastisch geslonken dat nog maar een handjevol journalisten de pagina’s moet vullen? Dat is niet het geval volgens de onderzoekers. Uit hun cijfers blijkt dat het aantal journalistieke arbeidsplaatsen bij de kranten de afgelopen twintig jaar tamelijk stabiel is gebleven.

Wat de journalisten de das om doet is de enorme groei van het aantal pagina’s dat ze moeten vullen. Bestond de gemiddelde kwaliteitskrant in 1985 uit zo’n vijftien pagina’s, in 2006 was dat aantal gegroeid naar meer dan veertig. Redacties moeten tegenwoordig dus met een gelijk gebleven aantal journalisten bijna drie keer zoveel kopij produceren als twintig jaar geleden. Bovendien moeten de journalisten ook nog bijdragen leveren voor de online activiteiten van hun krant, zoals de website en weblogs.

Om dat voor elkaar te krijgen ligt het voor de hand dat journalisten in toenemende mate gebruik maken van voorgefabriceerd materiaal. Zoals een journalist in het onderzoek zei: “the volume of stories we produce in a day has increased a lot. Today it’s not uncommon to be knocking out five or six in a day – and when you’re doing that you rely more on the wires and on PR than you did before.”

Is het eigenlijk erg dat redacties zoveel kopij overnemen van persbureaus? Daar werken toch ook journalisten? Dus de berichten van persbureaus zullen dan toch in orde zijn? Die kans is echter klein. Want uit het onderzoek blijkt dat juist voor journalisten van persbureaus de werkdruk het allerhoogst is. Zij produceren liefst twee keer zoveel berichten als hun collega’s bij de krant. Om aan zulke aantallen te komen zullen ze zich ongetwijfeld regelmatig baseren op persberichten die ze ontvangen van bedrijven, overheden en organisaties. Zonder die te controleren op onwaarheden, verdraaiingen en andere gebreken. De geconstateerde ontwikkelingen zijn echt alarmerend voor de huidige stand van de journalistiek.

Over het onderzoek zijn de volgende publicaties verschenen: